Taalvariëteit

België

Er bestaan verschillende versies van het Nederlands in België: Belgisch-Nederlandse standaardtaal, Vlaamse tussentaal, dialecten,… Maar als Surinamers en Nederlanders denken aan ‘het’ Nederlands van Belgen, kunnen ze toch meteen opvallende kenmerken noemen. Dat geldt voor de uitspraak (klanken, zinsmelodie), de zinsbouw (bv. woordvolgorde in de zin) en de woorden.

Kirsten komt uit Nederland. Ze vindt dat het Belgisch-Nederlands mooi en zangerig klinkt.

Farid komt uit Suriname. Hij heeft een paar maanden in België gewoond en kent een paar typisch Belgische woorden.



Belgisch-Nederlandse uitspraak

  • Nederlanders en Surinamers horen meteen dat Belgen een andere spraakmelodie hebben.
  • Ook vallen hen bepaalde klanken op, zoals de uitspraak van de ij die veel ‘vlakker’ is (ij klinkt als è), bv. Hij heeft buikpijn.
    Vergelijk met Nederland, waar de ij een echte tweeklank is: Hij heeft pijn in de buik.
  • Opvallend anders is verder de uitspraak van Engelse leenwoorden zoals flat en tanken.
    In België kan flat
    rijmen op plat en tanken
    kan rijmen op danken.

Meer lezen? Ga naar de selectie van uitspraakverschillen.



Belgisch-Nederlandse woorden

  • Belgen gebruiken heel wat woorden die in Nederland en Suriname ongebruikelijk of zelfs helemaal niet bekend zijn, zoals solden (= uitverkoop), vieruurtje (= kleine snack om 16:00 uur) en plattekaas (= kwark).
  • In België worden woorden gebruikt die Nederlanders ouderwets en plechtig vinden, zoals wenen (= huilen).
  • Soms heeft hetzelfde woord een andere betekenis. In Nederland betekent lopen ‘gaan’ of ‘stappen’ (normaal tempo), in België is lopen hetzelfde als het Nederlandse rennen (veel sneller dus).
  • Er zijn ook eigen zegswijzen en uitdrukkingen in België, zoals een frietje steken (= een portie frietjes eten) en hij was even van zijn melk (= hij was even de kluts kwijt, hij was even in de war).

Meer lezen? Ga naar de selectie van woordenschat in België en Nederland.



Belgisch-Nederlandse grammatica

  • Er zijn verschillen in het gebruik van hebben en zijn. Belgen zeggen Zij is niet durven gaan, Nederlanders zeggen meestal Zij heeft niet durven gaan.
  • De zin Moest het regenen, dan kom ik met de bus is typisch voor Belgisch-Nederlands. Nederlanders vormen liever een bijzin met als: Als het regent, dan kom ik met de bus.

Meer lezen? Ga naar de selectie van grammaticale verschillen.



Vergelijk met: Kenmerken van het Nederlands-Nederlands en Kenmerken van de Suriname-Nederlands en Kenmerken van de Vlaamse tussentaal