Relaties en familie
Hier vind je 6 oefeningen over:
- de taalvariatie: Nederlands-Nederlands & Belgisch-Nederlands & Surinaams-Nederlands
- de taalfunctie: relaties en familie
1. Lees de tekst.
Tante Bianca was de zus van mijn moeder. De twee zussen leken op elkaar: fors gebouwd en, eerlijk gezegd, allebei hetzelfde truttige kapsel. Ze droegen meestal ook een rok met een truitje erop, maar keek je dan verder naar onderen, dan had mijn moeder platte schoenen aan en tante Bianca ging hooggehakt. Mijn moeder hield van haar zus, maar ze had echter ook zo haar bedenkingen. Zo droeg ik als kind een keer een feestelijke koto en wilde, net als tante, ook hakjes aan en poeder op mijn gezicht. Mijn moeder had me toen geschreeuwd: ‘Ik ga je rammelen als ik je die rommel op je gezicht zie doen’. Ook moest ik maar eens goed naar de voeten van mijn tante kijken: ‘Zie je dan niet dat ze in een punt groeien’. Ik begreep dat ik ook een hakje dragen wel kon vergeten.
[Bron: Parbode, januari 2013, ‘Hooggehakt’ door José Kamps, p. 34]