Het begrip sociolect verwijst naar een taalvariëteit die gesproken wordt door de leden van een specifieke sociale groep. Er zijn verschillende soorten groepstalen, bv. jongerentaal, mannen/vrouwentaal,… Eén persoon kan meerdere sociolecten beheersen. Het gebruik hangt af van de groep waarin je je bevindt: een chirurg gebruikt in het ziekenhuis medische vaktaal, maar als ze in het weekend met vriendinnen gaat tennissen, gebruikt ze een andere variëteit.
In Suriname praten heteroseksuele mannen meestal Sranantongo met elkaar. Deze taal fungeert hier dus als groepstaal. Nederlands wordt gebruikt om te flirten met een vrouw. Rachim vertelt er meer over.
‘Gametaal’ als voorbeeld van een sociolect
Een voorbeeld van een sociolect of groepstaal is gametaal. Dat is de taal die gamers, liefhebbers van computerspellen, bij onderlinge communicatie gebruiken. Gametaal is halverwege de jaren tachtig ontstaan onder invloed van de codetaal van computerhackers. In gametaal worden veel Engelse woorden gebruikt zoals zapper en teamkiller, naast afkortingen als OMG, WTF, LOL en ROFLMAO en codes waarbij klinkers door cijfers vervangen worden. Niet lang geleden is Het Grote Games Woordenboek verschenen, waarin honderden termen uit de wereld van de computergames verklaard worden. (bron: Taalpeil 2009)
In de video hiernaast legt een jonge Vlaamse gamer een paar voorbeelden uit.
Soorten groepstalen
Leeftijdsgroepen kunnen in hun taalgebruik verschillen. Het is bijvoorbeeld typisch dat jongeren zich afzetten tegen de generatie van hun ouders door bijvoorbeeld nieuwe woorden te bedenken, hippe leenwoorden uit het Engels te gebruiken en bepaalde versterkende elementen (bv. mega-) te gebruiken. Een centraal kenmerk van jongerentaal is dat er kenmerken uit verschillende variëteiten én andere talen in gecombineerd worden (‘bricolage’). Typisch voor jongerentaal is verder dat het heel snel verandert. Als een woord niet meer ‘hip’ is, wordt het vervangen. Jongeren gebruiken jongerentaal om hun geheimen te bespreken. Kenmerkend is dan ook dat ze eigen woorden gebruiken voor thema’s als seks, drugs en geld. Zie de hoofdstukken over Straattaal in Nederland, Citétaal in België en Wakamantaal in Suriname voor voorbeelden.
Er wordt beweerd dat mannen en vrouwen verschillen qua taalgebruik. Over dit gendergebonden taalvariatie, een controversieel onderwerp, kun je bijvoorbeeld lezen in dit artikel van cultureel antropologe Marijke Naezer.
Met een bepaalde socio-economische klasse kan een bepaald taalgebruik samenhangen. In de begintijd van de sociolinguïstiek, in de jaren zestig van de twintigste eeuw, heeft de Amerikaanse taalkundige William Labov dit fenomeen onderzocht. Hij toonde aan dat de realisatie van de r in New York verschillend was naargelang de sociale klasse waartoe iemand behoort. Personen uit de hogere sociale klasse hebben eerder de neiging om de r in fourth floor uit te spreken dan personen uit de lagere klasse. Dergelijke klassegebonden taalvariatie is ook in het Nederlands te vinden.
Met een bepaald opleidingsniveau kan ook een bepaald taalgebruik samenhangen.
Een etnische groep kan gebruik maken van een specifiek etnolect.
Een sociale variëteit kan met meerdere sociale of culturele kenmerken verbonden zijn. Zo werd het Poldernederlands oorspronkelijk geassocieerd met hoogopgeleide en succesvolle vrouwen, en jongerentaal hangt gedeeltelijk samen met de hiphopcultuur.
Bovendien kan het gebruik van een sociolect zich uitbreiden van één groep naar meerdere groepen of zelfs naar de gehele taalgemeenschap.