Er zijn verschillende verschijningsvormen van het Nederlands oftewel verschillende Nederlandse (taal)variëteiten. Het bestaan van verschillende taalvariëteiten wordt met het begrip (taal)variatie aangeduid. Het taalgebruik van mensen varieert afhankelijk van de plaats waar ze vandaan komen, de groep waartoe ze behoren, de situatie waarin ze zich bevinden,… Om een kenmerk van een variëteit aan te duiden (bv. de uitspraak van een bepaalde klank) gebruiken we het begrip (taal)variant.
Rachim is Surinamer. Hij vertelt over de variëteit die hij het mooist vindt: het Nederlands gesproken door Surinamers die in Nederland wonen.
Wat is een ‘variëteit’?
‘Het Nederlands’ bestaat eigenlijk niet. Wat wij een ‘taal’ noemen, zoals het Nederlands, het Engels of het Frans, is een verzamelnaam voor een heleboel soorten taal. Er zijn verschillende verschijningsvormen van het Nederlands oftewel verschillende Nederlandse variëteiten. Limburgs, West-Vlaams, Gronings en Gents zijn variëteiten van het Nederlands, maar jongerentaal, gametaal, voetbaltaal, wetenschappelijke taal en sms-taal zijn dat ook.
Elke variëteit wordt gesproken door een specifieke groep in de samenleving.
Elke variëteit heeft een aantal opvallende eigen kenmerken, zoals een eigen uitspraak, eigen woorden of eigen grammaticaregels.
Wat is een ‘variant’?
De term ‘variant’ wordt gebruikt om een kenmerk van een variëteit aan te duiden.
De woorden friet en patat zijn twee lexicale varianten om te verwijzen naar ‘gefrituurde aardappelstaafjes’.
De verschillende manieren om de Nederlandse ‘r’ uit te spreken noemen we ook varianten. De laatste klank in maar wordt in Vlaanderen vaak ‘rollend’ uitgesproken: sprekers laten het puntje van de tong trillen. In Nederland hoor je ook vaak een uitspraak waarbij er geen trilling is van de tongpunt.
Wat is ’taalvariatie’?
Het bestaan van verschillende taalvariëteiten wordt met het begrip ‘taalvariatie’ aangeduid.
Enerzijds verwijst de term ‘taalvariatie’ naar de verscheidenheid aan taalgebruik binnen een taalgebied of naar het geheel aan verschijningsvormen van een bepaalde taal.
Tegelijk is ’taalvariatie’ ook een vaardigheid van alle taalgebruikers. Elke taalgebruiker beschikt namelijk over een repertoirevan variëteiten. Dat betekent dat iedereen verschillende variëteiten beheerst en die flexibel kan gebruiken afhankelijk van de situatie. Hoe groot iemands repertoire is, of hoe veel variëteiten hij/zij beheerst, is per persoon verschillend en afhankelijk van allerlei factoren.
Waarom zijn er zo veel variëteiten? Lees verder in het hoofdstuk Taal en identiteit.
Welke types taalvariëteiten bestaan er?
Bij verschillende geografische gebieden horen verschillende Nederlandse variëteiten, die we geografische variëteiten noemen. Er wordt Nederlands gesproken in Nederland, het noorden van België (Vlaanderen) en in Suriname. Dat zijn verschillende Nederlandse variëteiten in verschillende landen, die eigen kenmerken hebben (bv. uitspraak en woorden). Maar ook binnen deze landen zijn er grotere en kleinere regio’s waar verschillende Nederlandse variëteiten met eigen kenmerken worden gesproken. Volgens de grootte van het gebied waar de variëteit gebruikt wordt, onderscheiden taalwetenschappers de volgende geografische variëteiten: nationale variëteiten > bovenregionale (supraregionale) variëteiten > regiolecten of regionale variëteiten > dialecten.
Er zijn niet alleen geografische maar ook sociale variëteiten. Dat zijn de verschillende soorten Nederlands die bij verschillende sociale groepen in de samenleving horen. Taalwetenschappers hebben deze groepen geïdentificeerd op basis van een aantal sociale kenmerken zoals leeftijd, geslacht, sociaal-economische klasse, opleidingsniveau. Zie de pagina over sociolect.
Verder bestaan er verschillende stijlenof registers. Ook die kunnen op een schaal of een continuüm worden geplaatst gaande van heel formeel tot heel informeel. Taalgebruikers kiezen voor een formele stijl in een formele situatie (bv. een toespraak door de burgemeester) en voor een informele stijl in een informele situatie (bv. een gesprek onder vrienden in een café). Elke taalgebruiker beschikt over een repertoire van stijlen.
Tot slot zijn er vaktalen of jargons die samenhangen met een specifieke beroepsgroep (bv. wetenschappers of advocaten), een bepaald onderwerp (bv. geneeskunde, taalkunde of wiskunde) of activiteit (bv. voetbal of duivenmelken). Ze onderscheiden zich vooral door specifieke woordenschat. Via de website van de Taalunie vind je termenlijsten voor verschillende onderwerpen. Er kunnen ook andere kenmerken met vaktalen verbonden zijn. Vaktalen worden vooral gebruikt om technische concepten exact aan te duiden maar er kan ook een sociale functie zijn, bv. om buitenstaanders uit te sluiten of een bepaalde status te symboliseren (bv. dokter tegenover patiënt). Zie Trudgill (1999: 122).
Het variëteitencontinuüm
De verschillende Nederlandse variëteiten kun je niet strikt van elkaar scheiden. Je kunt ze grafisch weergeven als een continuüm. Dat is een wetenschappelijke term voor een voorstelling waarbij de elementen op één lijn liggen en geleidelijk in elkaar overgaan.
Een variëteit of een taal?
Het belangrijkste argument om een bepaalde talige code een Nederlandse variëteit te noemen, zijn overeenkomsten in structuur of systeem ten opzichte van andere Nederlandse variëteiten en het feit dat ze in principe onderling verstaanbaar zijn. De ene variëteit kan van de andere onderscheiden worden op basis van de groep die ze spreekt en op basis van een aantal systematische vormkenmerken. Of een bepaalde code een ‘variëteit’ of een aparte ’taal’ is, is een moeilijk probleem. Wat bij het onderscheid tussen ‘talen’ en ‘variëteiten’ een belangrijke rol speelt, is de motivatie van de sprekers. Zolang sprekers in Nederland, Suriname en België aannemen dat ze tot één taalgemeenschap behoren, hebben we te maken met variëteiten van één taal. Maar als de sprekers in één van deze landen zich als autonome taalgemeenschap beschouwen (waar bv. nationalistische redenen voor kunnen zijn), kan dat als argument gelden om van aparte talen uit te gaan.
Meer lezen? Ga naar de discussie over het onderscheid tussen taal en dialect.