Geschiedenis van de taalverhoudingen in België

Om de taalsituatie in België te begrijpen, is het nuttig om iets over de geschiedenis van de talen in België te weten. Hier volgt een kort overzicht van de belangrijkste historische feiten vanaf de oprichting van België tot de staatshervorming in 2000-2001.



De negentiende eeuw: oprichting van België

Het koninkrijk België bestaat sinds 1830, toen de zuidelijke provincies uit onvrede met het bestuur van koning Willem I de onafhankelijkheid uitriepen. De negentiende eeuw was de periode waarin veel nationale staten ontstonden. In de overheid en door de elite in de steden, ook in Vlaanderen, werd Frans gebruikt. De Vlaamse provincies waren in die tijd een landelijk gebied, sterk gericht op het dorpsleven en het katholieke geloof. Daar werden alleen Vlaamse dialecten gesproken. Vanaf 1850 begon er verandering in de situatie te komen. Er kwam een industrialisering op gang en er was een groei van de middenklasse. Het werd steeds duidelijker dat je met het Frans als moedertaal veel betere kansen had om op te klimmen in de maatschappij dan wanneer je alleen Vlaams dialect beheerste. Er ontstond een individuele behoefte aan taalrechten voor het Vlaams.



Taalstrijd voor het Nederlands

Vanaf 1900 werd de behoefte aan taalrechten voor het Vlaams nog sterker. Niet alleen kwam men in opstand tegen de steeds verder gaande verfransing. De taalproblematiek kreeg een politieke dimensie. Door de goedkeuring van de eerste taalwetten in 1930 werden er in België twee grote eentalige gebieden erkend: het Vlaamse en het Franstalige gebied, en een tweetalig gebied, Brussel. Het territorialiteitsbeginsel werd ingevoerd. Er volgden in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw nog meer taalwetten die een volledige vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen mogelijk maakten. De positie van het Vlaams/Nederlands werd steeds sterker, ook in het onderwijs (onder andere op de universiteit) en later in het bedrijfsleven. In 1968 werd de Franstalige afdeling van de Leuvense Universiteit verhuisd naar Wallonië, zodat het Vlaamse deel van Brabant homogeen Vlaams werd en niet verder kon verfransen.



Vastlegging van de taalgrens

Al voor de toepassing van de eerste taalwetten was er behoefte aan een vastgelegde taalgrens. Die behoefte werd steeds sterker bepaald door de angst van de Vlamingen dat het Franstalige gebied zich zou uitbreiden. In 1962-1963 werd de taalgrens in België wettelijk vastgelegd en Brussel werd afgebakend, wat tot de dag van vandaag voor wrijvingen zorgt. Het tweetalige Brussel werd beperkt tot 19 gemeenten. Daarnaast werden er administratieve en onderwijsfaciliteiten toegekend aan de Franstalige inwoners in een aantal Vlaamse randgemeenten en aan de Nederlandstalige minderheid in een aantal Waalse randgemeenten. In die zogenaamde ‘faciliteitengemeenten’, gelegen in eentalig gebied, krijgt de anderstalige minderheid (min. 30%) bepaalde rechten om haar eigen taal te gebruiken. De toepassing van die faciliteiten wordt streng gecontroleerd.



Na-oorlogse politiek in België: naar regionale autonomie

In de tijd na de tweede wereldoorlog werd het ook duidelijk dat er in België niet alleen twee taalgebieden maar ook twee verschillende gemeenschappen groeiden. Er was een toenemend etnisch bewustzijn merkbaar en er traden sterke ideologische tegenstellingen op de voorgrond. Het katholieke Vlaanderen stond tegenover het vrijzinnige Wallonië. De twee regio’s dachten ook geheel anders over de rol van de monarchie. Bovendien waren er economische en sociale verschillen. Er kwam een einde aan de Waalse mijn- en staalindustrie, terwijl de Vlaamse economie sterk groeide en de welvaart in Vlaanderen snel toenam. De twee gemeenschappen kwamen steeds meer tegenover elkaar te staan. Dat leidde tot twee tegenovergestelde bewegingen: terwijl het ene kamp (belgicisten) de Belgische eenheid nastreefde, verlangde het andere kamp (wallinganten aan de ene en flaminganten of Vlaamsgezinden aan de andere kant) naar een splitsing van België en regionale autonomie.

De Vlaams-Waalse tegenstellingen gingen vanaf de jaren zestig de politiek beheersen. Er werden langs Vlaamse en Waalse kant een hervorming van het land geëist. België was een eenheidsstaat: de centrale overheid bestuurde het hele land. In 1954 werd de Vlaams-nationalistische partij De Volksunie opgericht, die streefde naar een federalisering van de Belgische staat. Een federaal land heeft deelstaten en wordt bestuurd door verschillende regionale overheden. De centrale (federale) overheid heeft alleen nog een aantal cruciale opdrachten. Er werden ook Waalse partijen opgericht die naar federale en socialistische structuurhervormingen van het land streefden. Terwijl de Vlamingen de staatshervorming vooral nastreefden omdat ze hoopten op culturele autonomie, wilden de Walen vooral hun eigen economische politiek kunnen voeren. Eind jaren zestig waren de nationale politieke partijen in België verdwenen en waren er alleen aparte Vlaamse en Waalse partijen.



De staatshervorming vanaf 1970

  • Eerste fase
    In 1970 kwam de structurele hervorming van België concreet op gang. Er werden, vooral op vraag van Vlaanderen, cultuurgemeenschappen opgericht met een eerste, bescheiden vorm van autonomie. De gemeenschappen waren verantwoordelijk voor cultuur, taalwetgeving en bepaalde aspecten van het onderwijs. Dat werd grondwettelijk verankerd. Op vraag van Wallonië werden er ook economische gewesten opgericht, al werd daar verder nog niets voor geregeld. De grondwetsherziening en de vorming van de deelstaten ging gepaard met heel wat ruzie. Het Egmontpact in 1977, dat de bevoegdheden van de gewesten vastlegde, leidde tot de val van de regering en de oprichting van de partij Vlaams Blok, die een extreemrechts karakter zou krijgen.
  • Tweede fase
    De volgende ingrijpende grondwetsherziening vond plaats in 1980, waarbij er deelregeringen opgericht werden. De cultuurgemeenschappen werden tot Gemeenschappen omgevormd en ze kregen meer bevoegdheden, zoals sport, gezondheidszorg en jeugdbeleid. Het Vlaamse en het Waalse Gewest daarentegen kregen sociaal-economische bevoegdheden toegewezen. Ook werd er een onafhankelijk Arbitragehof opgericht (vandaag Grondwettelijk Hof) om te oordelen over eventuele geschillen tussen de Gemeenschappen en/of Gewesten, bijvoorbeeld wetsbepalingen die in strijd zijn met de verdeling van hun bevoegdheden.
  • Derde fase
    De rol van de deelstaten werd steeds belangrijker. In 1988-1989, de derde fase van de staatshervorming, werden hun bevoegdheden uitgebreid. Zo kregen de Gemeenschappen nog meer bevoegdheden op het gebied van onderwijs. Verder werd het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgericht: een tweetalig gewest, bestaande uit 19 gemeenten.
  • Vierde fase
    In 1993 was het proces voltooid en met het Sint-Michielsakkoord was België definitief omgevormd tot een federale staat. België heeft sindsdien drie Gemeenschappen (de Franse, de Vlaamse en de Duitstalige) en drie Gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Er zijn in totaal zes regeringen: de federale regering en vijf regionale regeringen (het Vlaamse gewest en de Vlaamse Gemeenschap hebben samen één regering en één parlement opgericht). De provincie Brabant is gesplitst in twee nieuwe provincies: Vlaams-Brabant en Waals-Brabant.
  • Vijfde fase
    Een vijfde fase van de staatshervorming kwam tot stand met de Lambermontakkoorden in 2000-2001. De Gewesten kregen onder meer bevoegdheden voor buitenlandse handel en landbouw, maar ook bijkomende fiscale bevoegdheden. De staatshervormingen in België zijn nog steeds niet afgelopen. Vooral Vlaamse partijen zijn nog steeds uit op meer autonomie. Dat heeft economische redenen (Vlaanderen heeft een grotere welvaart), er wordt gewezen op mentaliteitsverschillen, maar er wordt ook geargumenteerd dat het bestuur zo efficiënter wordt. Maar er zijn ook genoeg Vlamingen die de Belgische staat willen behouden. Uit een onderzoek van 2007 waarbij 1000 Belgen bevraagd werden, bleek dat 71% van de Vlamingen wil dat België blijft bestaan. Ter vergelijking: 87% van de Walen deelt die mening. (Bron: De Standaard 19.07.2007)
  • Zesde fase
    In het najaar van 2011 werd het Vlinderakkoord bereikt, dat een politieke vernieuwing inhoudt en de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voorziet.



Het einde van België?

In 2006 zette de Franstalige openbare omroep RTBF in België een sterk signaal door een wel heel bijzondere uitzending op tv. In een live-uitzending werd het einde van België aangekondigd. Vlaanderen had zich onafhankelijk verklaard, er werden feestende Vlamingen getoond en interviews met tevreden politici afgenomen. Veel mensen hadden niet in de gaten dat de uitzending nep was. Volgens de RTBF dacht 89% van de kijkers dat het een echt bericht was en zelfs nadat de uitzending als fictief ontmaskerd werd, bleef 6% daarvan overtuigd. Door deze uitzending en de hevige reacties werd duidelijk hoe sterk de politieke spanningen en separatistische tendenzen in België in die tijd waren. (bron: Zeit Online 25.05.2011)