Woordenschatverschillen

België en Nederland

De woordenschat van Belgen en Nederlanders is verschillend. De ene groep gebruikt woorden die de andere niet kent. Maar soms gebruiken ze ook hetzelfde woord op een andere manier, met een andere stilistische waarde óf met een andere betekenis. Dat kan wel eens tot misverstanden leiden.



Eigen woorden

Nederlanders en Belgen gebruiken heel wat woorden die in de andere groep ongebruikelijk zijn. Sommige woorden zijn in het andere land zelfs helemaal niet bekend.

  • Woorden die alleen in Nederland voorkomen: bv. hartstikke (= totaal, heel erg); theeleut (= iemand die heel graag thee drinkt); simmen (= zielig doen, somber zijn); sjansen (= flirten)
  • Woorden die alleen in België voorkomen: bv. solden (= uitverkoop); charcuterie (= fijne vleeswaren); kassierster (= caissière); verwittigen (= op de hoogte brengen, waarschuwen). Een aantal van deze woorden is overgenomen uit het Frans, bv. solden < soldes.
  • Sommige woorden verschillen van vorm, maar men kan ze in het andere land wel begrijpen. Bv. Belgen zeggen contacteren, Nederlanders zeggen contacten of contact opnemen. Nederlanders zeggen alweer nootmuskaat, Belgen zeggen weeral muskaatnoot.

 

 


Woorden met een andere stijlwaarde

In België worden woorden in de spreektaal gebruikt die Nederlanders wel kennen, maar die ze ouderwets, formeel en plechtig vinden. Een paar voorbeelden:

  • wenen is in België het normale woord voor huilen. Nederlanders vinden het ouderwets.
  • enkel en nochtans zijn in België normale woorden, die Nederlanders hooguit schrijven; in de spreektaal gebruiken Nederlanders alleen en toch.
  • bekomen wordt in België vaak gebruikt in de betekenis ontvangen, krijgen. In Nederland is dit verouderd taalgebruik.
  • tonen is in België het normale woord voor laten zien. In Nederland wordt het in die betekenis nog maar weinig gebruikt.

Verder heeft het woordje mekaar in Nederland een informele waarde; in de schrijftaal gebruikt men liever elkaar. Het gebruik van mekaar kent in België deze beperking niet.

 

 


Zelfde woord, andere betekenis

Bepaalde woorden worden in België anders gebruikt dan in Nederland en omgekeerd. Dit kan soms tot misverstanden leiden. Hier staan een paar voorbeelden:

  • Kost is voor Nederlanders eten (bv. rauwkost). Belgen gebruiken kost ook in de betekenis ‘uitgaven’ (bv. loonkost, meerkost). Nederlanders gebruiken dan altijd het meervoud kosten.
  • Een bank is in Nederland en in België een zitmeubel, maar in België is een bank altijd hard (bv. houten bank in het park). In Nederland kan een bank ook zacht zijn (= sofa). In België spreekt men dan van een zetel.
  • Omwille van wordt in België vaak gebruikt om een reden of oorzaak aan te geven: Omwille van het slechte weer kon het feest niet doorgaan. Nederlanders gebruiken omwille van alleen maar ter aanduiding van een doel. Zie Taaladvies.
  • Belgen en Nederlands gebruiken best vaak op een andere manier. U kunt best ophouden met roken betekent in Nederland alleen maar een mogelijkheid: ‘u bent ertoe in staat, u kunt stoppen met roken als u maar wilt’. In België kan die zin óók een voorkeur uitdrukken: ‘het zou goed zijn voor uw gezondheid als u stopt’. In dat laatste geval gebruiken Nederlanders het best: U kunt het best ophouden met roken.

 

 


Zegswijzen en uitdrukkingen

  • Soms is er een verschil in woordvolgorde in een uitdrukking. Belgen zeggen meestal zeker en vast, Nederlanders zeggen vast en zeker.
  • Er zijn ook eigen zegswijzen en uitdrukkingen die alleen in België gebruikt worden, zoals een frietje steken (= een portie frietjes eten), hij was even van zijn melk (= hij was even de kluts kwijt, hij was even in de war) en uit de lucht vallen (= heel verbaasd zijn, nergens van weten). Sommige uitdrukkingen zijn vertaald Frans (bv. ter plaatse trappelen < pétiner sur place).
  • Ook Nederland heeft eigen zegswijzen en uitdrukkingen die in België niet gebruikt worden of niet bekend zijn. Voorbeelden: de pest in hebben (= een heel slecht humeur hebben), dat is vaste prik (= dat gebeurt altijd), hij kan er met zijn pet niet bij (= hij begrijpt het niet).

 


Verschillen in de woordvorming

Er zijn verschillen tussen het Nederlands in Nederland en België wat betreft procedé’s om nieuwe woorden te vormen. Een paar voorbeelden uit De Caluwe & Devos (1998):

  • In Nederland wordt meestal het achtervoegsel –erd gebruikt om een persoon met een bepaalde (meestal negatieve) eigenschap te benoemen: lelijkerd ‘iemand die lelijk is’, dommerd ‘iemand die dom is’, bangerd ‘iemand die bang is’. In België vormt men deze woorden meestal met –aard (lelijkaard) of –erik (stommerik, bangerik).
  • Nederlanders maken vaker dan Belgen gebruik van de achtervoegsels –ig en –erig om speciale bijvoeglijke naamwoorden te vormen: hippig, viezig, jaloerserig,…
  • In Nederland worden veel meer ’trendy’ afkortingen gebruikt: bios ‘bioscoop’, favo ‘favoriet’, etc.