Grammaticale kenmerken
Surinaams-Nederlands
Het Surinaams-Nederlands heeft eigen grammaticale kenmerken. We sommen er hier enkele op met voorbeelden erbij. Sommige grammaticale kenmerken heeft het Surinaams-Nederlands overgenomen van het Sranantongo. De Surinaams-Nederlandse grammatica is tot nog toe nergens volledig beschreven. Het is niet duidelijk welke van deze kenmerken algemeen gebruikt worden en welke een uiting zijn van een onvolledige taalbeheersing (bv. bij personen die een andere moedertaal hebben). Dit levert onder andere problemen op voor docenten Nederlands, die bij gebrek aan een (normatieve) spraakkunst zelf een knoop moeten doorhakken bij het corrigeren van opstellen. Een specifiek werk over grammaticale kenmerken werd geschreven door Christa de Kleine. Zie verder onder andere het werk van De Bies (introductie op haar woordenboek uit 2009 [bib]1074[/bib]), Buma, Essed, Essed-Fruin & Gobardhan-Rambocus, de Abreu, van Donselaar in de Literatuurlijst. Tot slot is er een artikel van Van der Sijs (2014) [bib]1083[/bib].
Inhoudsopgave 1. Grammaticale kenmerken 2. Constructies met een eigen leven |
Josta Vaseur is Surinaamse. Ze heeft heel lang in Nederland gewoond. Nederlanders dachten soms dat ze een commando gaf, terwijl ze een gewone vraag stelde. Dat komt door de typisch Surinaamse vraagconstructie met no: Pak dat ding voor me, no!
Grammaticale kenmerken
kenmerk | voorbeeld |
---|---|
veelvuldig gebruik van het hulpwerkwoord gaan om naar de toekomst te verwijzen; ook in combinatie met moeten en in de spreektaal met gaan. In het Belgisch-Nederlands gebeurt dat ook, maar het Surinaams-Nederlands laat gaan toe in nog andere contexten. Nederlanders gebruiken in die gevallen zullen of gewoon het presens. | U gaat het niet vinden. Want morgen ga ik weggaan, weet je. Je gaat hem niet kunnen volgen. |
verwisselen van grammaticale geslacht van substantieven | het rijst de accent de zout |
het adjectief wordt verbogen omdat het grammaticale geslacht van het substantief verwisseld is | een mooie accent, een goedkope hotel, een bepaalde deel |
die als lidwoord in plaats van de/het | Wat was die kern van die vrede? Zet die melk op het vuur. |
terugverwijzen naar substantieven vaak met het, ook bij de-woorden (vgl. apporten uit Sranan hebben geen genus) Dat gebeurt vooral als het woord een voorwerp aanduidt. | Gooi uw oude bloedsuikermeter niet weg! Ruil het GRATIS in voor een nieuwe! (uit De Ware Tijd op 6.3.2013) De geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met ons heden. Het bepaalt het perspectief van waaruit wij het heden bekijken (uit De Ware Tijd op 6.3.2013) |
meervoudige interpretatie van enkelvoudige woorden | De familie gaan naar huis. |
gebruik van als in plaats van of in een afhankelijke zin | Ik wil Jan vragen als hij dat kan oplossen. ik vraag aan de minister als hij ons hulp kan geven. |
ander voorzetselgebruik bij richtingaanduiding (bv. geen naar…toe) | Hij gaat bij zijn tante. Hij gaat boven. Waar ga je? |
gebruik van actieve vormen in een passieve betekenis | Ik ga operatie doen. (= ik word geopereerd) Ik ga een foto maken. (= ik word gefotografeerd) |
gebruik van de imperatief voor verzoek/vraag (bv. Wil je dat even voor me pakken?); vaak in combinatie met het woordje no op het eind van de zin | Geef me nog een cola. Pak dat even voor me, no. |
intransitieve werkwoorden worden soms transitief | Hij schreeuwt mij. De examinatoren zakten hem. |
weglaten wederkerig voornaamwoord zich bij reflexieve werkwoorden | Bemoei niet met mijn zaken. Ik denk dat je overwerkt. |
weglating van er | Ik heb geen zin in. Ze weten niks van. |
reduplicatie (verdubbeling), bij adjectieven en ook bij substantieven | snelsnel |
Constructies met een eigen leven
Bepaalde constructies gaan een eigen leven leiden. In het Surinaams-Nederlands veel gebruikt is de uitdrukking Dus dat. Martin Panday besteedt een leuke column aan deze uitdrukking, die volgens hem uitgroeid is tot een fenomeen.