Woordenschat: verwantschapsnamen

In dit hoofdstuk krijg je een overzicht van de belangrijkste Nederlandse verwantschapsnamen. Dat zijn woorden waarmee je familierelaties benoemt.



Het gezin: ouders en kinderen

  • Het gezin is een belangrijk Nederlands begrip om over familierelaties te praten. Dat is een groepje van personen die met elkaar in familiaal verband samenleven. In de klassieke opvatting bestaat het gezin uit ouders met hun kinderen (zoon/dochter), maar het gezin kan natuurlijk op andere manieren zijn samengesteld.
  • Wat kinderen tegen hun vader en moeder zeggen, is per gezin verschillend. Algemeen verspreid zijn papa en mama (kort: pa en ma). Pap en mam komen vaker in Nederland voor, terwijl vake en moeke vaker in Vlaanderen worden gebruikt. Die laatste zijn in Vlaanderen ook benamingen voor de grootouders (zie hieronder). Voor de ouders bestaan er nog veel andere benamingen en er zijn regionale verschillen.
  • In het Nederlands hebben we het over broers en zussen, maar er is niet één woord om ze aan te duiden (zoals in het Duits Geschwister of in het Engels siblings). In Suriname wordt er een verschil gemaakt tussen broer (voor de oudere broer) en broertje (voor de jongere broer). Dat gebeurt zelfs tot op hoge leeftijd. De reden is dat de oudere broer in Surinaamse familieverhoudingen een belangrijkere plaats inneemt dan de jongere (zie Essed-Fruin & Gobardhan-Rambocus 1992:17).
  • Als je broer of zus kinderen heeft, zijn dat jouw neefjes en nichtjes.

 

 


Ooms en tantes, neven en nichten

  • De broers en zussen van je ouders en hun partners zijn je ooms en tantes. In Vlaanderen wordt in plaats van oom vaak nonkel gebruikt. Hierin herken je misschien het Franse woord oncle.
  • De dochter van je oom en tante is jouw nicht. (Let op: nicht is ook een scheldnaam, zie woordenschat homo/hetero).
  • De zoon van je oom en tante is jouw neef. In de spreektaal in Vlaanderen wordt ook weleens de naam kozijn gebruikt. Hierin herken je misschien het Franse woord cousin.

 

 


Grootouders en kleinkinderen

  • Wat kinderen tegen hun grootvader en grootmoeder zeggen, is per familie verschillend. Algemeen verspreid zijn opa en oma. In delen van Vlaanderen worden in de spreektaal ook vaak bompa en bomma gebruikt, verder ook vava en moemoe en, zoals hierboven vermeld, vake en moeke. Er bestaan nog veel andere benamingen en er zijn regionale verschillen.
  • Jij bent een kleinkind (kleinzoon of kleindochter) van je grootouders.

 

 


Schoonfamilie

In het Nederlands kunnen we met schoon- allerlei aangetrouwde familieleden aanduiden: schoonfamilie, schoonouders, schoonzoon, schoondochter, schoonvader, schoonmoeder, schoonzus.Schoonbroer wordt meestal in België en in Suriname gebruikt om te verwijzen naar de echtgenoot van je zus of broer. Ook kun je ermee verwijzen naar de broer van je partner. In Nederland gebruikt men daar meestal het woord zwager voor. In Nederland en België is schoonzus het gewone woord om te verwijzen naar de zus van je partner en naar de echtgenote van je broer of zus. In Suriname wordt ook zwageres gebruikt.