Woordenschat: onderwijs in Nederland

In Nederland gaan kinderen als ze vier jaar zijn naar de basisschool die acht jaar duurt, begint bij groep 1 en eindigt bij groep 8. Leerlingen kunnen pas door naar het voortgezet onderwijs als ze geslaagd zijn voor de landelijke eindtoets, meestal Cito-toets genoemd (naar het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling). De resultaten van deze toets dienen als advies voor de verdere schoolloopbaan. Zie bijvoorbeeld deze YouTube-video van Omroep Brabant.

Er zijn drie types voortgezet onderwijs in Nederland:

  • het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) bereidt leerlingen voor op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo);
  • het havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) duurt vijf jaar en dient als voorbereiding op het hoger beroepsonderwijs (hbo);
  • het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs) duurt zes jaar. Leerlingen kunnen kiezen tussen het gymnasium en het atheneum.

Alle scholen beginnen met de zogenaamde brugklas waarin leerlingen tussen 12 en 15 jaar voorbereid worden op het vervolgonderwijs. Ze kunnen dan nog van onderwijstype veranderen. Leerlingen in het vwo en in het havo kunnen met het oog op hun vervolgstudie uit vier programma’s of profielen kiezen: ‘natuur en techniek’, ‘natuur en gezondheid’, ‘economie en maatschappij’ of ‘cultuur en maatschappij’. Aan het eind van ieder onderwijstype leggen de leerlingen een schoolexamen én een centraal examen af en ze moeten een werkstuk inleveren.

Meer lezen?

Raadpleeg de onderwijstermenlijst op de website van de Nederlandse Taalunie en het Onderwijswoordenboek. Een vergelijking van de schoolloopbaan in Vlaanderen en Nederland is te vinden op Wikipedia.

Woordenschat over het onderwijs in Vlaanderen
Woordenschat over het onderwijs in Suriname