Taal kun je beoordelen, je kunt er je houding of attitude over geven. Zowel de taal van anderen als je eigen moedertaal kun je positief of negatief waarderen.
Anike is Nederlandse, maar ze woont sinds 2,5 jaar in België. Ze beschrijft wat ze van Belgisch-Nederlands vindt: mooi, zacht en licht.
Wat is ’taalattitude’?
Taal kun je beoordelen, je kunt er je mentale houding, psychische instelling of attitude over geven. Dat kan zowel over de taal van anderen als over je eigen moedertaal. De waardering kan positief, negatief of neutraal uitvallen. Positieve waarderingen omvatten bijvoorbeeld dat je een taal mooi, keurig, netjes, helder, duidelijk, sappig, plezierig, gezellig, grappig, vermakelijk, lief, zacht, warm, emotioneel vindt. Negatieve waarderingen van een taal gaan van lelijk, vreemd, stijf tot vulgair, brutaal, plat, hoogmoedig, arrogant. Onderzoekers definiëren verschillende dimensies van taalattitude:
de cognitieve dimensie of kenniscomponent omvat iemands rationele oordeel over de taalkenmerken van de variëteit zoals woordkeus, verstaanbaarheid;
de dimensie solidariteit of affectieve dimensie betreft gevoelsmatige oordelen over een taal of taalvariëteit: ‘mooi’, ‘warm’, ‘plat’ e.d.;
de dimensie status heeft te maken met het nut en de waarde die iemand geeft aan een taal of variëteit;
de conatieve component betreft hoe iemand zich zou willen gedragen ten opzichte van gebruikers van de taal of variëteit (bv. ‘als student Nederlands vind ik dat ik een positief oordeel over het Standaardnederlands moet hebben’).
Wat bepaalt onze taalattitude?
Onze taalattitude wordt waarschijnlijk bepaald door een combinatie van buitentalige en objectieve factoren. (zie bv. de artikelen in Taalpeil 2009)
Er is een duidelijke samenhang tussen taalattitude en de waardering van de persoon of de groep die de variëteit spreekt of het imago dat deze persoon of groep heeft. Als proefpersonen geconfronteerd worden met voorgelezen teksten in het dialect of in de standaardtaal, vormen ze op basis van het taalgebruik een oordeel over de persoon die de tekst uitspreekt. Zo bleek uit een onderzoek in Nederland dat sprekers van het Algemeen Nederlands als bekwaam worden ingeschat, maar ook als afstandelijk, nors en saai, terwijl dialectsprekers dommer, maar gezelliger worden gevonden. (Bron: Taalpeil 2009, verwijzend naar Eindhovens Dagblad).
Verder kunnen iemands ervaringen met een volk of groep bepalen hoe hij/zij die taal beoordeelt. Als je een volk of een cultuur niet kent, zul je in principe geen positieve of negatieve waardering van zijn taal hebben.
Vooroordelen kunnen invloed hebben op taalattitude. In delen van Vlaanderen leeft het vooroordeel dat ‘Hollanders’ arrogant zijn. Dit vooroordeel speelt waarschijnlijk een rol in de negatieve attitude die veel Vlamingen hebben ten opzichte van het Nederlands van de Randstad.
Toch wordt taalattitude niet volledig door buitentalige factoren bepaald. Ook objectieve taalkenmerken spelen een rol. Zo worden talen met veel schrapende keelklanken over het algemeen lager gewaardeerd.
Welk effect heeft onze taalattitude op ons gedrag?
Taalkundigen gaan ervan uit dat attitudes op één of andere manier het gedrag beïnvloeden. Zo zal iemand die ten opzichte van zijn/haar dialect een positieve attitude heeft in meer omstandigheden het dialect gebruiken dan iemand met een negatieve houding. Ook lijkt het waarschijnlijk dat iemand die een positieve attitude heeft tegenover een taalvariëteit meer moeite zal doen om een spreker van die variëteit te verstaan, dan degene die een negatieve attitude heeft. In de sociolinguïstiek wordt met behulp van wetenschappelijk attitudeonderzoek nagegaan hoe mensen over talen of variëteiten denken. Op basis daarvan probeert men het gedrag van mensen te verklaren. Een voorbeeld: hoe zou het komen dat steeds minder Nederlanders dialect gebruiken? is dit gedrag te verklaren door een negatieve attitude tegenover dialect? Ook probeert men op basis van attitudeonderzoek het gedrag van mensen te voorspellen. Als bijvoorbeeld steeds meer Nederlanders een negatieve attitude hebben tegenover dialect, is de kans groot dat het dialect door steeds minder mensen in steeds minder omstandigheden gebruikt wordt.
Attitudeonderzoek
De verschillende dimensies van taalattitude kunnen direct of indirect bevraagd worden met behulp van (schriftelijke) vragenlijsten en interviews. Onderzoekers raadplegen een steekproef (een beperkt aantal personen) die representatief is voor de volledige populatie (mannen én vrouwen van alle leeftijden, alle opleidingsniveaus etc.).
Er kunnen bijvoorbeeld een aantal voorgeformuleerde uitspraken of stellingen gepresenteerd worden (bv. ‘Het Nederlands van Vlamingen klinkt grappig’). De proefpersonen moeten dan aangeven in welke mate ze het met elke uitspraak eens zijn.
Een andere mogelijkheid is het direct laten beoordelen van echte taalfragmenten (bv. luistervoorbeeld of geschreven zin). Een bekende en veel gebruikte onderzoeksmethode is de matched guise-techniek. Daarbij krijgen de proefpersonen opnames in verschillende talen of variëteiten te horen. Ze denken dat het om verschillende sprekers gaat en ze weten niet dat de opnames door dezelfde (tweetalige) spreker ingesproken zijn. De proefpersonen moeten beide opnames evalueren. Omdat alle factoren behalve het taalgebruik gelijk zijn, kan de onderzoeker ervan uitgaan dat de evaluaties iets zeggen over het taalgebruik en niet over de sprekers.
Het onderzoek naar taalattitude kan natuurlijk bewust uitgesplitst worden over verschillende groepen (bv. mannen tegenover vrouwen, docenten tegenover studenten). Men kan dan nagaan of deze groepen of populaties een andere attitude hebben.
Het gevaar bij alle onderzoek naar taalattitudes is dat mensen vaak een sociaal wenselijk antwoord geven. Ze zeggen vaak wat zij denken dat van hen verwacht wordt, in plaats van eerlijk hun eigen mening te geven.
Attitudeonderzoek m.b.t. het Nederlands
Taalkundigen doen onderzoek naar de attitudes van Nederlanders, Belgen en Surinamers tegenover hun eigen of elkaars Nederlands. Enkele voorbeelden:
E.J.J. Knops (1982) voerde een studie uit naar de attitudes van Vlamingen tegenover de Nederlandse standaardtaal. Sindsdien zijn er nog verschillende onderzoeken geweest zoals dat van Hoppenbrouwers (1992). Hélène Vancompernolle (2012) werkte een scriptie uit waarin de attitude werd onderzocht van Vlaamse jongeren ten opzichte van het Standaardnederlands, Tussentaal en dialect.
Ruth Brandon (2006) bestudeerde in haar scriptie de opvattingen van Surinamers in Suriname en Nederland over de toetreding van Suriname tot de Nederlandse Taalunie. Laura Fierens schreef in 2005-2006 een scriptie over taalattitudes van Surinaamse jongeren ten opzichte van het Nederlands. Kirsten de Gelder schreef in 2014 een scriptie over de attitude van Nederlanders ten opzichte van het Surinaamse Nederlands.
Voor een uitgebreid overzicht van attitudeonderzoek in het Nederlandse taalgebied, zie artikel van Stefan Grondelaers (2013).